De overheid moet buiten de schooldeur blijven, zo dachten en denken velen in het Nederlandse onderwijs. Het gevolg daarvan is de overheid nauwelijks grip heeft op de scholen en de problemen niet... Show moreDe overheid moet buiten de schooldeur blijven, zo dachten en denken velen in het Nederlandse onderwijs. Het gevolg daarvan is de overheid nauwelijks grip heeft op de scholen en de problemen niet kan aanpakken. Onderwijshistoricus Pieter Slaman legt uit hoe het zover is kunnen komen – en waarom dat volgens hem een kwalijke zaak is. Show less
Sinds 1815 besloot de regering met strakke hand over benoemingen, voorzieningen en huisvesting aan de universiteiten. Dat bleef ze doen toen het hoger onderwijs na de Tweede Wereldoorlog... Show moreSinds 1815 besloot de regering met strakke hand over benoemingen, voorzieningen en huisvesting aan de universiteiten. Dat bleef ze doen toen het hoger onderwijs na de Tweede Wereldoorlog duizelingwekkend ging groeien, en het hoger beroepsonderwijs opkwam en groeide. Het leverde veel problemen op: de overheid kon haar bestuurstaken niet aan, de uitgaven groeiden te snel en de overheid moest vaker ingrijpen in de academische vrijheid. In de jaren tachtig kwam een nieuw idee op: instellingen gingen zichzelf besturen, maar werden door de overheid betaald op basis van 'output' of geleverde aantallen diploma's, promoties en onderzoekspublicaties. Competitie en werkdruk werden hoog opgevoerd en veroorzaken inmiddels schade. Show less
In de Nederlandse samenleving wordt bij voortduring gedebatteerd of het onderwijs moet worden aangepast aan de leerbehoeften van hoogbegaafde leerlingen. Dit continue debat en de teneur hiervan... Show moreIn de Nederlandse samenleving wordt bij voortduring gedebatteerd of het onderwijs moet worden aangepast aan de leerbehoeften van hoogbegaafde leerlingen. Dit continue debat en de teneur hiervan druisen in tegen het gestelde in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), Recommendation 1248 (1994) van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa en het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) in 2013. In het proefschrift is in kaart gebracht welke factoren bepalend zijn voor de mate waarin wetenschappelijke kennis over het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen in het Nederlandse basisonderwijs wordt toegepast.Voor dit onderzoek is eerst hoogbegaafdheid gedefinieerd en is omschreven waarom het onderwijs moet worden aangepast aan leerlingen die van nature zeer makkelijk leren. In het proefschrift wordt in de onderwijsomgeving het begrip zeer makkelijk lerend (zmal) gehanteerd in plaats van het begrip hoogbegaafd. Dit is naar analogie van de pendant zeer moeilijk lerend (zml), een begrip dat in de onderwijsomgeving wordt gehanteerd in plaats van het begrip zwakbegaafd. Uit het onderzoek blijkt dat de problemen van zmal- en zml-leerlingen vergelijkbaar zijn.Nagegaan is in hoeverre onderwijs- en beleidsactoren in het basisonderwijs de in de dissertatie gedefinieerde wetenschappelijke kennis over het onderwijs aan zmal-kinderen in de praktijk toepassen en welke factoren hierbij een doorslaggevende rol spelen. Hiertoe is onderzoek uitgevoerd op achtereenvolgens basisschool-, hogeschool- en samenlevingsniveau. Show less