Merels in de stad blijken te verschillen van soortgenoten in naburige bossen ten aanzien van lichaamsbouw, zang, en genetica. Nederlandse stadsmerels zijn zwaarder dan hun soortgenoten in het bos.... Show moreMerels in de stad blijken te verschillen van soortgenoten in naburige bossen ten aanzien van lichaamsbouw, zang, en genetica. Nederlandse stadsmerels zijn zwaarder dan hun soortgenoten in het bos. Daarnaast zingen stadsmerels met een hogere frequentie dan bosmerels wat de hoorbaarheid bij laagtonig verkeerslawaai ten goede komt. Merelmannen merken zelf daadwerkelijk de verschillen op tussen de zang van stads- en bosmerels, zo blijkt uit experimenten waarbij de zang werd afgespeeld in merelterritoria in stad en bos. Stadsmerels reageren namelijk sterker op hogere zang en bosmerels juist meer op lagere. Variatie in zang en reactie op zang kan mogelijk de onderlinge uitwisseling tussen stad- en bospopulaties be_nvloeden. Dit wordt ondersteund door de bevinding dat populaties uit steden en naburige bossen inderdaad genetisch anders zijn. De gevonden verschillen zijn opmerkelijk omdat de studiepopulaties in stad en bos slechts 5 _ 10 km uit elkaar liggen. Het onderzoek toont dus aan dat een stedelijke omgeving invloed kan hebben op belangrijke soortskenmerken waarbij het echter nog maar de vraag is of deze evolutie ooit zal leiden tot het ontstaan van twee gescheiden merelsoorten. Show less
The Dutch prefix ge- in historical perspective gives first of all a general account of the development of the word formation processes involving ge- in which special attention is paid to the... Show moreThe Dutch prefix ge- in historical perspective gives first of all a general account of the development of the word formation processes involving ge- in which special attention is paid to the participial ge-. The main point of the book is a comprehensive analysis of the ‘ge-+verb stem’ derivation of the type geblaf. The diachrony of these ge-derivations, which are very productive in modern Dutch has hardly been investigated up to now. The research focuses on the development of this type of ge-derivation in the period 1200-1900. Three different sources are used: contemporary grammars, dictionaries and a digital text corpus composed for this purpose. This varied approach provides a clear picture of the development of this ge-derivation in the history of Dutch and of the factors which have played an important role therein. Show less