This essay contributes to developing a new approach to political legitimacy by asking what is involved in judging the legitimacy of a regime from a practical point of view. It is focused on one... Show moreThis essay contributes to developing a new approach to political legitimacy by asking what is involved in judging the legitimacy of a regime from a practical point of view. It is focused on one aspect of this question: the role of identity in such judgment. I examine three ways of understanding the significance of identity for political legitimacy: the foundational, associative, and agonistic picture. Neither view, I claim, persuasively captures the dilemmas of judgment in the face of disagreement and uncertainty about who “I” am and who “we” are. I then propose a composite, pragmatic picture. This view casts the question of political legitimacy as an existential predicament: it is fundamentally a question about who you are—both as a person and as a member of collectives. The pragmatic picture integrates rational, prudential, and ethical qualities of good judgment that were heretofore associated with mutually exclusive ways of theorizing legitimacy. It also implies that the question of legitimacy cannot be resolved philosophically. Show less
Dit artikelanalyseert hoe in de negentiende eeuw gesproken werd over petities in hetalgemeen en grootschalige petities in het bijzonder. Rond 1828 was dit eenrelatief nieuw fenomeen, dat in de... Show moreDit artikelanalyseert hoe in de negentiende eeuw gesproken werd over petities in hetalgemeen en grootschalige petities in het bijzonder. Rond 1828 was dit eenrelatief nieuw fenomeen, dat in de halve eeuw die erop volgde ook spaarzaamwerd ingezet. Al waren er maar weinig ‘petitionnementen’, zoals georkestreerdelandelijke petities werden aangeduid, ze hadden een opmerkelijke impact. Soms ophet beleid rond kwesties die ze aansneden, maar vaker nog op demachtsverhoudingen tussen kroon, kabinet, vertegenwoordigers en volk.Petitionnementen vormden uit de aard der zaak een kritiek op het politiekesysteem. De legitimiteit van dat systeem was namelijk gebaseerd op verkiezingenonder een zeer beperkt kiesrecht, en ook niet-kiezers eisten door middel vangrootschalige petities het recht op invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Op basis vanparlementaire verslagen, pamfletten en andere bronnen waarin de legitimiteitvan petities werd besproken, gaat dit artikel na hoe petitionarissenlegitimiteit claimden, en hoe politici en andere observatoren reageerden op dieclaims. De belangrijkste case studies vormen de Zuidelijke petitiebewegingenvan 1828-1830 die de opmaat vormden voor de Belgische revolutie (waarmee deassociatie tussen petitioneren en revolutie versterkt werd); de Aprilbewegingvan 1853 die zich tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie uitsprak,en het Volkspetitionnement van 1878 tegen de liberale schoolwet. Show less