The overarching goal of this dissertation was to investigate parenting processes in relation to affective well-being in families in the daily flow of life from different perspectives (i.e.,... Show moreThe overarching goal of this dissertation was to investigate parenting processes in relation to affective well-being in families in the daily flow of life from different perspectives (i.e., adolescent, mother, father), on different levels (i.e., objective, momentary, and daily), and in a clinical sample (families with an adolescent with a depression) in addition to community samples. Our findings underline the importance of daily parental warmth and criticism of mothers and fathers for adolescents’ well-being. In addition, we showed that adolescents, parents, and their perceptions of parenting influence each other and that becoming more attuned to each other’s intention and needs is essential. Importantly, we consistently demonstrated that not only the extent and direction of the dynamic processes between parenting and affect in daily life differs between, but also within persons and families. This stresses the need for research focusing on individual processes and combining quantitative with qualitative measures. The use of more idiographic approaches would not only enable gaining more insight into these differences between individuals, but also contribute to identifying parenting practices that work for almost all adolescents. This would facilitate the development of interventions combining universal parenting principles with suggestions for tailoring it to individual- or family-specific situations. Show less
De relatie tussen psychosociale stress en hart- en vaatziekten is intensief onderzocht. In de afgelopen decennia was het ‘reactivity model’ het belangrijkste theoretische uitgangspunt in de meeste... Show moreDe relatie tussen psychosociale stress en hart- en vaatziekten is intensief onderzocht. In de afgelopen decennia was het ‘reactivity model’ het belangrijkste theoretische uitgangspunt in de meeste onderzoeken. In dit model wordt verondersteld dat een heftige reactie van hart- en vaatstelsel tijdens stress een risicofactor zou zijn voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Hoewel het ‘reactivity model’ in het dieronderzoek veelbelovende resultaten boekte, ondervond vanwege resultaten uit humaan onderzoek een aantal fundamentele kritieken. Het brandpunt ligt bij momenten waarop een stressvolle gebeurtenis plaatsvindt, terwijl de periode daarvoor of daarna over het hoofd wordt gezien. Stressoren zijn gewoonlijk kort van duur en doen zich bij de meeste mensen niet frequent genoeg voor om consequenties voor de gezondheid te hebben. Deze factoren kunnen dus niet verklaren waarom chronische veranderingen in de balans van het hart- en vaatsysteem optreden. Een alternatief model dat wij voorstellen in dit proefschrift - het ‘prolonged activation model’- gaat er vanuit dat stressoren alleen kunnen leiden tot hart- en vaatziekten als ze in staat zijn verlengde fysiologische effecten te veroorzaken. Daarnaast is het onduidelijk waarom sommige stressoren wel verlengde effecten tot gevolg hebben en anderen niet. Tot nu toe verklaart het ‘perseverative cognition model’, als enige waarom sommige stressoren leiden tot verlengde effecten en anderen niet. Perseveratieve cognitie is het voortdurend denken aan negatieve gebeurtenissen en omvat fenomenen zoals piekeren of zich zorgen maken. Perseveratieve cognitie zorgt voor het ‘vers’ houden van het mentale beeld van een stressor alsmede de negatieve fysiologische effecten ervan, of deze stressor nu wel of niet plaatsvindt. Daarom bestaat een groot deel van dit proefschrift uit onderzoek naar de effecten van perseveratieve cognitie op hartactiviteit. We concluderen dat de resultaten van dit proefschrift aangeven dat perseveratieve cognitie, een belangrijke factor is in het ‘prolonged activation model’. Het verklaart niet alle verlengde effecten van stressoren, maar heeft daarentegen zelf een verlengd fysiologisch effect, dat zelfs langer lijkt dan dat van stressoren. Deze vondst en de effecten van 'piekergeneigdheid' op hartactiviteit gedurende de slaap suggereren dat onderzoek in de toekomst gericht zou moeten worden op de rol van onbewuste perseveratieve cognitie. Show less