In diesem Kapitel beschäftige ich mich mit Möglichkeiten und Grenzen unterschied- licher Strategien, mit denen Architekten und Stadtplaner neue Technologien und Materialien einsetzen und... Show moreIn diesem Kapitel beschäftige ich mich mit Möglichkeiten und Grenzen unterschied- licher Strategien, mit denen Architekten und Stadtplaner neue Technologien und Materialien einsetzen und alternative Formen der Kooperation nutzen, um ein Re- pertoire an Formen für eines tieferes Verständnis der Beziehungen von gebauter und natürlicher Umwelt zu entwickeln. Die Überlegungen speisen sich aus der seit der vielzitierten Krise der Moderne geäußerten Skepsis gegenüber großmaßstäblichen Visionen zu Architektur und Städtebau. Zudem stellt sich angesichts der globalen Phänomene von Überkonsum und Klimawandel gegenwärtig die Frage, wie die gebaute Umwelt in einer nachhaltigeren und weniger ressourcenintensiven Weise gestaltet und organisiert werden sollte. Bisher wird Nachhaltigkeit vor allem im Hinblick auf Kosten und Nutzen diskutiert und droht ausschließlich instrumentalis- tisch verstanden zu werden. Als Kunst- und Architekturhistoriker denke ich, dass das Konzept der Nachhaltigkeit um einen formbezogenen Kontext erweitert werden könnte. Insbesondere möchte ich darauf eingehen, inwieweit die Entwicklung eines zukünftigen Formenrepertoires neue übergreifende (Autoritäts-)Visionen zur Archi- tektur, Stadtplanung und ästhetischer Form erfordert oder gar rechtfertigt, oder ob Architekten und Stadtplaner sich mit gesellschaftlichen Akteursgruppen verbindensollten. Show less
Het proefschrift De canonisering van moderne Duitse kunst in New York, 1904-1957 onderzoekt op welke wijze de bemiddelaars in de New Yorkse kunstwereld bepaalde stromingen en kunstenaars in de... Show moreHet proefschrift De canonisering van moderne Duitse kunst in New York, 1904-1957 onderzoekt op welke wijze de bemiddelaars in de New Yorkse kunstwereld bepaalde stromingen en kunstenaars in de canon opnamen en andere marginaliseerden. Om deze vraag te beantwoorden zijn drie hypothesen geformuleerd: 1. Het kunstmuseum speelde als institutie in de eerste helft van de 20ste eeuw in New York de centrale rol in de waardebepaling van moderne Duitse kunst; 2. De ideologische houding van recipiënten was bepalend voor de algemene erkenning van moderne Duitse kunst; 3. Het nationaal-socialisme in Duitsland had een abrupte canonisering van moderne Duitse kunst in New York tot gevolg. De bruikbaarheid van deze hypothesen wordt op grond van de uitkomsten van het onderzoek bevestigd, zij het met enige noodzakelijke nuanceringen. Met betrekking tot de eerste hypothese is de rol van kunstbemiddelaars en hun maatschappelijke invloed onderzocht. Als belangrijkste conclusie komt daaruit voort dat het museum van doorslaggevende betekenis was voor een meer algemene erkenning van moderne Duitse kunst. Het onderzoek naar de tweede en derde hypothesen maakt vervolgens duidelijk dat de esthetische waardering van kunstvormen fundamenteel en in korte tijd kunnen veranderen. Het waren politieke verschuivingen die internationaal vrij algemeen aanvaarde esthetische opvattingen in tegengestelde waarderingen deden omslaan. Show less