Background In the last decade, there is an increasing focus on detecting and compiling lists of low-value nursing procedures. However, less is known about effective de-implementation strategies for... Show moreBackground In the last decade, there is an increasing focus on detecting and compiling lists of low-value nursing procedures. However, less is known about effective de-implementation strategies for these procedures. Therefore, the aim of this systematic review was to summarize the evidence of effective strategies to de-implement low-value nursing procedures. Methods PubMed, Embase, Emcare, CINAHL, PsycINFO, Cochrane Central Register of Controlled Trials, Web of Science, and Google Scholar were searched till January 2020. Additionally, reference lists and citations of the included studies were searched. Studies were included that described de-implementation of low-value nursing procedures, i.e., procedures, test, or drug orders by nurses or nurse practitioners. PRISMA guideline was followed, and the 'Cochrane Effective Practice and Organisation of Care' (EPOC) taxonomy was used to categorize de-implementation strategies. A meta-analysis was performed for the volume of low-value nursing procedures in controlled studies, and Mantel-Haenszel risk ratios (95% CI) were calculated using a random effects model. Results Twenty-seven studies were included in this review. Studies used a (cluster) randomized design (n = 10), controlled before-after design (n = 5), and an uncontrolled before-after design (n = 12). Low-value nursing procedures performed by nurses and/or nurse specialists that were found in this study were restraint use (n = 20), inappropriate antibiotic prescribing (n = 3), indwelling or unnecessary urinary catheters use (n = 2), ordering unnecessary liver function tests (n = 1), and unnecessary antipsychotic prescribing (n = 1). Fourteen studies showed a significant reduction in low-value nursing procedures. Thirteen of these 14 studies included an educational component within their de-implementation strategy. Twelve controlled studies were included in the meta-analysis. Subgroup analyses for study design showed no statistically significant subgroup effect for the volume of low-value nursing procedures (p = 0.20). Conclusions The majority of the studies with a positive significant effect used a de-implementation strategy with an educational component. Unfortunately, no conclusions can be drawn about which strategy is most effective for reducing low-value nursing care due to a high level of heterogeneity and a lack of studies. We recommend that future studies better report the effects of de-implementation strategies and perform a process evaluation to determine to which extent the strategy has been used. Show less
In 1949 heeft de Hoge Raad de leer van het stamkapitaal afgewezen. Die leer gaat ervan uit dat er geen wanverhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen mag bestaan. De wetgever heeft die... Show moreIn 1949 heeft de Hoge Raad de leer van het stamkapitaal afgewezen. Die leer gaat ervan uit dat er geen wanverhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen mag bestaan. De wetgever heeft die afwijzing altijd onderschreven totdat naar aanleiding van het Bosal-arrest de onderkapitalisatiemaatregel van art. 10d Wet VPB 1969 (oud) is ingevoerd. Hieruit kan worden afgeleid dat een specifieke wettelijke bepaling noodzakelijk is om tot herkwalificatie van een kapitalisatie van een onderneming te komen en de leer van het stamkapitaal niet uit het stelsel volgt. In het recent bijgewerkte verrekenprijzenbesluit neemt de Staatssecretaris van Financiën niettemin in navolging van de OESO het standpunt in dat leningen waarvoor geen at arm’s length-voorwaarden kunnen worden vastgesteld kunnen worden genegeerd of geherkwalificeerd met een beroep op het in art. 8b Wet VPB 1969 gecodificeerde transfer pricing-gedachtegoed. In deze bijdrage onderzoeken de auteurs of deze stelling door de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt gesteund. De auteurs beschrijven de benadering van de OESO en de visie in het nieuwe verrekenprijzenbesluit. Daarna toetsen zij die visie aan de huidige stand van de jurisprudentie over de toepassing van het at arm’s length-beginsel in verdragssituaties, de onzakelijke lening en de (on)mogelijkheid om civiel eigen vermogen als fiscaal vreemd vermogen aan te merken. Show less