This dissertation is about intra-EU workers and labour law related (bogus) constructions under which they work in the Netherlands and other EU member states.Through the following two main research... Show moreThis dissertation is about intra-EU workers and labour law related (bogus) constructions under which they work in the Netherlands and other EU member states.Through the following two main research questions this situation is outlined and analysed.1. To what extent do intra-EU workers in the Netherlands work under labour law related (bogus) constructions that (financially) disadvantage them?2. What are the perceptions of intra-EU workers regarding the use of labour law related (bogus) constructions and their working conditions and circumstances under which they work in the Netherlands and other EU member states?In each chapter of this thesis, these questions are elaborated into more specific research questions.In this research both legal and empirical research that fits within the Empirical Legal Studies (ELS) framework is conducted. Through this combination of research methods it was viable to link the collected empirical (interview) data to the legal data based on literature and case law research. Hence, the theory (law in books) was tested against facts and observations (law in action). Moreover, by establishing this link the present research adds a new and valuable dimension to current academic legal and social scientific research. Show less
Burgerraadplegingen door het Openbaar Ministerie, actievere voorlichting en uitspraken in ‘klare taal’: initiatieven gericht op verbetering van de relatie tussen de strafrechtspleging en het... Show moreBurgerraadplegingen door het Openbaar Ministerie, actievere voorlichting en uitspraken in ‘klare taal’: initiatieven gericht op verbetering van de relatie tussen de strafrechtspleging en het publiek zijn er te over. Dit is niet verwonderlijk, nu vaak wordt aangenomen dat deze relatie onder hoogspanning staat. Burgers vinden de straffen maar laag en rechters zijn te ver verwijderd van de burger, is de veelgehoorde gedachte.Dit onderzoek probeert antwoorden te geven op vragen die in dit verband rijzen. Waarop is de veronderstelling dat de relatie tussen het publiek en de strafrechtspleging zo problematisch is, eigenlijk gebaseerd? Waarop stoelt de gedachte dat de in de praktijk ontplooide initiatieven deze relatie zouden kunnen verbeteren? Wat kan er beter in de relatie tussen het strafrecht en het publiek? En wat verstaan we in dit verband precies onder ‘beter’?Om deze vragen te beantwoorden worden in dit onderzoek empirische en normatieve gezichtspunten gecombineerd. Het bevat een theoretische analyse van begrippen als ‘publieke opinie’ en ‘legitimiteit’ en een kritische bespreking van bestaand onderzoek. Daarnaast wordt aan de hand van twee deelstudies onderzocht hoe het Openbaar Ministerie in dialoog treedt met de publieke opinie. Het onderzoek resulteert in een concreet beoordelingskader voor op de publieke opinie gericht handelen van actoren in de strafrechtspleging en besluit met enkele aanbevelingen aan politiek, strafrechtspraktijk en wetenschap. Show less
First introduced in the legal literature, the concept of 'outward appearance' (uiterlijke verschijningsvorm) was recognized by the Supreme Court in 1978. Both in legal literature and in case law,... Show moreFirst introduced in the legal literature, the concept of 'outward appearance' (uiterlijke verschijningsvorm) was recognized by the Supreme Court in 1978. Both in legal literature and in case law, the concept was initially developed within the framework of the doctrine of punishable attempt (regulated in article 45 of the Dutch Criminal Code (DCC)). From 2003 onwards, the concept was transferred to the context of other doctrines, such as those relating to ‘conditional intent’/dolus eventualis (voorwaardelijk opzet) (which has no statutory regulation in the Netherlands), punishable preparatory acts (regulated in article 46 DCC) and self-defence (regulated in article 41 DCC). As this concept is used in the context of doctrines which form the core of substantive criminal law, its use can have substantial consequences for the scope of criminal liability. But what is the concept of 'outward appearance' actually and what are these consequences? By analysing the case law of the Supreme Court this research tries to answer these questions. It shows that the concept is linked with the ‘finality doctrine’ (finale handelingsleer). At the same time, it becomes clear that the Supreme Court has nowhere fully embraced this doctrine. Show less
The current body of law governing the conduct of police and prosecution during the investigative phase of criminal proceedings encompasses an enormous amount of rules. At the same time, a... Show moreThe current body of law governing the conduct of police and prosecution during the investigative phase of criminal proceedings encompasses an enormous amount of rules. At the same time, a restrained approach with regard to the judicial supervisory role of investigative propriety is visible in case law while it remains unclear whether and to which extent other institutions have a supervisory role in this respect. This research looks at the current system of supervision on police and prosecutorial conduct in the context of criminal law proceedings from the viewpoint of criminal law standard. After all, creating rules for the conduct of law enforcement entails a certain obligation to ensure rule-compliance. After illustrating the complexity of the current legal framework as well as the complexity of reasons underlying its norms, the study focuses on the supervision of the conduct of police and prosecution. Based on the specific characteristics of the current Dutch criminal procedural law, the study develops a framework for an adequate system of supervision. The study then describes how currently supervision on police and prosecutorial conduct is organised and finally evaluates this in light of the requirements of adequate supervision as set out in previous chapter. Show less
A stable housing situation is considered to be an important condition for successful reentry after a period in prison. Despite this presumed importance of the housing situation of (ex-)prisoners,... Show moreA stable housing situation is considered to be an important condition for successful reentry after a period in prison. Despite this presumed importance of the housing situation of (ex-)prisoners, relatively few studies have been done on this topic, especially in the Netherlands. This thesis therefore provides insight into the housing andmobility of prisoners and ex-prisoners and their relation with recidivism. To answer research questions about housing, mobility and recidivism, it uses data from the Dutch Prison Project, a longitudinal, nationwide study on the consequences of imprisonment. One of the main findings was the large amount of variation in housing patterns of (ex-)prisoners. Many (ex-)prisoners are homeless once or several times before or after their stay in prison. Homelessness is much more common among (ex-)prisoners than it is in the general Dutch population. Furthermore, ex-prisoners move more often than people without a history of incarceration. Both homelessness and moving seem to increase the chances of recidivism. This study underlined the importance of policymakers focusing on all aspects of housing, in order to achieve the biggest reduction in recidivism. Show less
Door onder meer de grote belangstelling voor strafzaken, toegenomen mondigheid van burgers en meer polarisatie in de rechtszaal, rijst de vraag of de rechter nog voldoende is toegerust om zijn taak... Show moreDoor onder meer de grote belangstelling voor strafzaken, toegenomen mondigheid van burgers en meer polarisatie in de rechtszaal, rijst de vraag of de rechter nog voldoende is toegerust om zijn taak naar behoren te vervullen. Daarbij wordt regelmatig gesuggereerd dat in Nederland behoefte bestaat aan het Angelsaksische instrument van contempt of court. In dit onderzoek is daarom in kaart gebracht wat contempt of court inhoudt, waarbij het rechtsstelsel van Engeland en Wales centraal staat. Om de genoemde suggestie te kunnen beoordelen is ook geïnventariseerd welke vergelijkbare waarborgen voor een goede strafrechtspleging reeds in Nederland voorhanden zijn. Aan de hand van een vergelijking van de bevindingen uit beide rechtsstelsels wordt geconcludeerd dat contempt of court een instrument is dat zich niet goed leent voor implementatie in de Nederlandse rechtsorde. Bovendien blijkt dat in Nederland een tamelijk adequaat stelsel van waarborgen bestaat. Waar de handhavingsmogelijkheden toch ontoereikend zijn worden enkele meer in de eigen rechtscultuur passende instrumenten voorgesteld. Hoewel deze instrumenten kunnen bijdragen aan de waarborging van een goede strafrechtspleging, is ook gebleken dat veel uitdagingen waarvoor de strafrechter zich tegenwoordig gesteld ziet, niet met een contempt-achtige bepaling kunnen worden opgelost. De bevindingen worden daarom ook in breder perspectief geplaatst. Show less
Het artikel dat mensenhandel strafbaar stelt, artikel 273f Wetboek van Strafrecht, is complex. De rechtspraktijk worstelt met zijn uitleg, in de literatuur wordt de bepaling een ‘gedrocht’ genoemd... Show moreHet artikel dat mensenhandel strafbaar stelt, artikel 273f Wetboek van Strafrecht, is complex. De rechtspraktijk worstelt met zijn uitleg, in de literatuur wordt de bepaling een ‘gedrocht’ genoemd.Wat is er aan de hand met de strafbaarstelling van mensenhandel? Wat is haar strekking en welke invloed heeft de Hoge Raad daarop in de afgelopen jaren uitgeoefend? In dit onderzoek worden de achtergronden van de strafbaarstelling van mensenhandel uitgeplozen. Niet alleen door het uitvoeren van verdiepend juridisch-historisch onderzoek, ook door de verschillende mensenhandelgedragingen stuk voor stuk theoretisch te belichten en de rechtspraak te analyseren. Met behulp van het rechtstheoretische concept van de rechtsbelangen wordt blootgelegd dat met de strafbaarstelling van mensenhandel zeer uiteenlopende doelen worden gediend. Dat geeft te denken over de wijze waarop de bepaling momenteel is ingericht en functioneert. Dit onderzoek leidt tot de conclusie dat de huidige stand van zaken schuurt met belangrijke beginselen van de democratische rechtsstaat, zoals de notie van rechtszekerheid en de leer van de machtenscheiding (trias politica). De onwenselijkheid daarvan geeft aanleiding om de strafbaarstelling opnieuw te overdenken. Voor de strafwetgever is er werk aan de winkel. Show less
Dit onderzoek gaat over schriftelijke bedreigingen en e-mails die plaats- vinden tegen personen in het publieke domein, ofwel het Rijksdomein zoals dit wordt omschreven in het Stelsel van... Show moreDit onderzoek gaat over schriftelijke bedreigingen en e-mails die plaats- vinden tegen personen in het publieke domein, ofwel het Rijksdomein zoals dit wordt omschreven in het Stelsel van Bewaken en Beveiligen (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013). Bij het Rijksdomein gaat het om personen van wie, en objecten of diensten waarvan, de veiligheid en hun ongestoord functioneren van nationaal belang is, zoals: de leden van het Koninklijk Huis, bewindspersonen, leden van de Eerste en Tweede Kamer, lijsttrekkers van politieke partijen, of leden van het College van procureurs-generaal. Bedreigingen kunnen gevoelens van angst of onrust bij bedreigden en hun omgeving teweegbrengen. De uitingen van bedreigingen in de richting van publieke personen kunnen ook van invloed zijn op het publieke debat en kunnen zelfs een risico vormen voor de democratische rechtsorde indien vanwege de angst voor (herhaalde) bedreigingen geen open discussie kan worden gevoerd. Het doel van dit onderzoek is tweeledig: het wil tot een betere duiding komen van dreigbrieven, en met behulp daarvan een meetinstrument ontwikkelen waarmee eventueel toekomstig crimineel gedrag van de dreig- briefschrijvers kan worden voorspeld. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd bij het nemen van adequate maatregelen om publieke personen zo goed mogelijk te beschermen. Show less
During the Second World War the Dutch government in exile in London had enacted Decrees under Subjective (unwritten) State Emergency Law. In 1943 and 1944 a set of Decrees were established... Show more During the Second World War the Dutch government in exile in London had enacted Decrees under Subjective (unwritten) State Emergency Law. In 1943 and 1944 a set of Decrees were established to be able to sentence people who had committed war related crimes, international war crimes or had collaborated with the German occupiers of the Netherlands. Special Criminal Courts and a Special Court of Cassation were to be installed to sentence war related crimes and international war crimes. By the beginning of 1946 all chambers were functioning. In this study all the sentences by the Groningen Chamber of the Special Court Leeuwarden and Cassation of the Groningen cases are analysed and valued Apart from the analysis and valuation of the sentences of the Groningen all the Decrees on special jurisdiction and the related Acts, Laws and Decrees are described. Furthermore, all the actors in the Special jurisdiction are extensively described. The conclusion of this study is that the Chamber Groningen and the Special Court of Cassation have sentenced fairly and the sentences were proportionate. In view of the problems identified in this study it would be wise to examine the current acts on state emergency and punishment after a war. Show less
The study at hand focuses on the control of sex and youngsters through the response by authorities most notably from within criminal justice. This dissertation consists of five articles and a... Show moreThe study at hand focuses on the control of sex and youngsters through the response by authorities most notably from within criminal justice. This dissertation consists of five articles and a concluding chapter. The emphasis of this study is on the societal interests as protected by the authorities. This approach provides a useful complement to more conventional research on sexual abuse and sexual transgression. In a lot of studies the behavior of individuals receives most attention and not the response by authorities, which can be indicative of the way authorities envision the organization of society. It is this organization through the control of youth and sex that sets this study apart from other studies. Show less
This study focuses on the use of witness testimony in Dutch criminal procedure and looks at whether the existing framework for criminal procedure and modes of operation in criminal legal practice... Show moreThis study focuses on the use of witness testimony in Dutch criminal procedure and looks at whether the existing framework for criminal procedure and modes of operation in criminal legal practice require adaptation in light of truth-finding. Determining the credibility of witness testimony in a criminal legal context is to an important extent, steered by factors about which non-legal disciplines can provide more insight. This study maps and connects the different insights. The collected insights subsequently offer a framework to further review the statutory procedures and modes of operation in practice with regards to the production and assessment of witness testimony. Because of the strong accentuation of written documents Dutch criminal justice is under suspicion of not having the right instruments at its disposal to optimally test the content of testimony and therewith adequately guarantee the quality of criminal legal truth-finding. This study shows that in practice, there are a number of weaknesses in the manner in which witness testimony is handled and that the judicial decision in this regard is a risky decision. Besides the fact that the aspect of production remains underexposed in the process of assessment, it may be established that the judge hardly has any purchase in statutory law or legal doctrine for the assessment of witness testimony. Recommendations are made to adapt Dutch legal procedure and some practical modes of operation. Show less
The law of the European Union requires effective enforcement of EU policy, for which criminal law can, and sometimes must be used. This means that the scope of policy freedom that criminal law... Show moreThe law of the European Union requires effective enforcement of EU policy, for which criminal law can, and sometimes must be used. This means that the scope of policy freedom that criminal law authorities can utilize, varies dependent on the applicable legal context. The principle of expediency, which gives the Public Prosecution Service the authority to drop cases conditionally or unconditionally, should be interpreted in a differentiated way, leaving more room for policy choices in certain areas and less in areas where European interests are particularly important. Show less
Het post 9/11 terrorisme en de daarmee gepaard gaande war on terror hebben de roep om veiligheid binnen het politieke en het maatschappelijk debat over veiligheid doen aanwakkeren. Hierbij dreigt... Show moreHet post 9/11 terrorisme en de daarmee gepaard gaande war on terror hebben de roep om veiligheid binnen het politieke en het maatschappelijk debat over veiligheid doen aanwakkeren. Hierbij dreigt het gevaar dat de (individuele) rechtsbescherming tegen de overheid, soms uit het oog dreigt te worden verloren. Het is aan de (straf)wetgever de verschillende bij nieuwe wet- en regelgeving de verschillende in het geding zijnde belangen continu voor ogen te houden en, indien er keuzes gemaakt moeten worden, deze verschillende belangen weloverwogen en consciëntieus tegen elkaar af te zetten. In dit onderzoek wordt aan de hand van een analyse van de totstandkoming van antiterrorismewetgeving inzicht gegeven in de wijze waarop maatschappelijke veranderingen in sociale structuren en culturele gevoeligheden, alsook veranderingen en ontwikkelingen in de politieke context, hun doorwerking hebben gevonden op deze lastige taak van de (straf)wetgever. Hierbij wordt eveneens stilgestaan bij de invloed van de (straf)rechtswetenschap. Een bezinning op de totstandkoming van de antiterrorismewetgeving en de belangenafweging door de wetgeving daarbij biedt inzicht in de legitimiteit en noodzakelijkheid, maar ook in de kwaliteit, van de desbetreffende wetgeving. Op basis van het onderzoek zijn uiteenlopende bevindingen geformuleerd die niet alleen de (straf)wetgever betreffen, maar eveneens ‘de’ politiek en ‘de’ strafrechtswetenschap. Show less
Het strafrecht wordt gekenmerkt door eenzijdige bevoegdheidsuitoefening door de overheid. Niettemin doen zich binnen de context van de strafrechtspleging veelvuldig situaties voor waarin wordt... Show moreHet strafrecht wordt gekenmerkt door eenzijdige bevoegdheidsuitoefening door de overheid. Niettemin doen zich binnen de context van de strafrechtspleging veelvuldig situaties voor waarin wordt gehandeld op basis van wilsovereenstemming tussen Openbaar Ministerie en verdachte. De transactie, het voorwaardelijk sepot en het instrument van toezeggingen aan verdachten in ruil voor een getuigenverklaring zijn hiervan enkele duidelijke voorbeelden. Hoewel deze op consensualiteit gebaseerde procedures zich in de loop der jaren een vaste plaats binnen de strafrechtspleging hebben weten te verwerven, vormen zij vanuit theoretisch perspectief een vreemde eend in de bijt van de strafrechtelijke vijver. Dit onderzoek geeft antwoord op een aantal belangwekkende vragen die rijzen naar aanleiding van het gebruik van op consensualiteit gebaseerde procedures binnen het strafrecht. In de eerste plaats wordt bekeken of deze procedures kunnen worden gezien als overeenkomsten, hetgeen voor een aantal van hen inderdaad het geval blijkt te zijn. Nu deze overeenkomsten betrekking hebben op (de invulling van) strafrechtelijke bevoegdheden, wordt gesproken van strafrechtelijke overeenkomsten. Daarnaast buigt dit onderzoek zich over de vraag in hoeverre de traditionele, op eenzijdigheid gebaseerde strafrechtelijke verhoudingen ruimte tot het aangaan van strafrechtelijke overeenkomsten bieden. Tot slot wordt de vraag bekeken op welke wijze de strafrechtelijke overeenkomst dient te worden genormeerd. Gezien het feit dat op basis van wilsovereenstemming wordt gehandeld, ligt aansluiting bij het privaatrechtelijk contractenrecht in de rede, maar de vraag is of de strafrechtelijke context dit type normering toelaat. Show less
In de afgelopen twintig jaar is de roep om wijziging van de wettelijke regeling van het strafrechtelijk onderzoek steeds luider geworden. De wet is recentelijk al meermalen ingrijpend gewijzigd.... Show moreIn de afgelopen twintig jaar is de roep om wijziging van de wettelijke regeling van het strafrechtelijk onderzoek steeds luider geworden. De wet is recentelijk al meermalen ingrijpend gewijzigd. Het is opmerkelijk dat ondanks alle veranderingen de roep om wijziging niet verstomt. Uit het onderzoek blijkt dat een belangrijke bron voor de behoefte aan wijziging is gelegen in het feit dat het oorspronkelijke, door de wetgever gecreëerde evenwicht in de driehoeksverhouding tussen de procesdeelnemers is verschoven en verstoord. Dit onderzoek schetst tegen de achtergrond van het Wetboek van Strafvordering van 1926 de tachtigjarige ontwikkelingsgeschiedenis van de regeling van het vooronderzoek. Met het oog op de toekomst en in het bijzonder de actuele plannen tot wijziging van de regeling van het vooronderzoek wordt in dit onderzoek de vraag beantwoord aan welke maatschappelijke, rechtspolitieke en juridische ontwikkelingen de regeling van het strafrechtelijk vooronderzoek onderhevig is geweest en op welke wijze deze ontwikkelingen van invloed zijn geweest op die regeling. Deze bezinning op de ontwikkelingsgeschiedenis biedt inzicht in de achtergronden van de steeds terugkerende behoefte aan wetswijzigingen en kan bijdragen aan goed beargumenteerde, weloverwogen keuzes van de wetgever ten aanzien van het strafrechtelijk vooronderzoek in de toekomst. Show less
In criminology, measuring recidivism is a well-known method of establishing the preventive effect of penal interventions. There are measurements of this kind dating from as early as the 19th... Show moreIn criminology, measuring recidivism is a well-known method of establishing the preventive effect of penal interventions. There are measurements of this kind dating from as early as the 19th century. Recidivism studies have been conducted in the Netherlands too, but the earliest we know of stem from the 1970s. Due to developments in public sector fund accounting methods, interest in reconviction rates is now again on the increase. The Dutch government is looking for clear indicators to gauge the success of implemented policy measures. In the area of penal law recidivism, or rather the absence thereof, is readily embraced as a valid and efficient outcome indicator. Under what circumstances do recidivism statistics provide proof of the efficacy of policy interventions? And how can this construct best be measured? In the Netherlands there is no tradition of recidivism research. The methods used in past evaluation studies vary widely, the measurements were predominantly small-scale, and most studies were conducted at a time when the penal interventions under investigation were still at a developmental stage. Recidivism research in the Netherlands has lacked a sound methodological basis and there is consequently no comprehensive view on the outcome of penal interventions – until recently, that is, since the WODC has meanwhile developed a ‘Recidivism Monitor’. This is a project in which reconviction rates of virtually all offenders who have come into contact with the Dutch judiciary are routinely computed. The development of this instrument and its applications in evaluation research form the central themes of this dissertation. Show less
De wetgever creëerde in 1926 een schadevergoedingsregeling voor de gewezen verdachte (art. 89-93 Sv) waardoor schade door rechtmatig toegepaste vrijheidsbenemende dwangmiddelen o.g.v. billijkheid... Show moreDe wetgever creëerde in 1926 een schadevergoedingsregeling voor de gewezen verdachte (art. 89-93 Sv) waardoor schade door rechtmatig toegepaste vrijheidsbenemende dwangmiddelen o.g.v. billijkheid kan worden vergoed. Daarna zette de ontwikkeling op dit terrein zich voort via de rechtspraak, zowel door de strafrechter op de voet van deze regeling, als even later door de civiele rechter, die aansprakelijkheid o.g.v. onrechtmatigheid aannam in geval van achteraf gebleken onschuld. In dit onderzoek wordt deze rechtspraak in kaart gebracht en wordt aan de hand van fundamentele en domeinspecifieke uitgangspunten, inclusief EHRM-rechtspraak, beoordeeld in hoeverre sprake is van een wenselijke rechtsontwikkeling. Staande aan de vooravond van een wetsvoorstel op dit terrein is de vraag in hoeverre toenadering dient plaats te vinden tot het bestuursschaderecht, waar schadevergoeding wordt gebaseerd op het beginsel ‘égalité devant les charges publiques’? Of staan domeinspecifieke aspecten daaraan eventueel in de weg? Kortom, in hoeverre dient het “eigene” van het strafrecht te leiden tot een “eigen” inkleuring van een algemene schadevergoedingsconstructie en bij welk aspect van de uiteindelijke juridische constructie (de grondslag, de voorwaarden of aspecten van omvang) dient dit dan naar voren te komen? Een en ander mondt uit in een kritische beschouwing van het ontwerp wetsvoorstel ‘Schadecompensatie strafvorderlijk overheidsoptreden’. Show less
Ministeriële verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen vormen de hoekstenen van onze parlementaire democratie. Dagelijks nemen ministers en staatssecretarissen beslissingen die soms diep... Show moreMinisteriële verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen vormen de hoekstenen van onze parlementaire democratie. Dagelijks nemen ministers en staatssecretarissen beslissingen die soms diep ingrijpen in de samenleving. Dagelijks worden door de rijksoverheid handelingen verricht die vele burgers direct raken. Verantwoordelijkheid vraagt om goede verantwoording. Die verantwoording is niet een Haags gezelschapsspel, maar een eis van democratie. In de loop van anderhalve eeuw heeft zich een stelsel ontwikkeld waarin verantwoordelijkheid, verantwoording en vertrouwen centraal staan. Alle aspecten van het overheidsbestuur hebben hiermee te maken. De ministeriële verantwoordelijkheid beïnvloedt niet alleen het dagelijks handelen van ministers, overheid en ambtenaren, maar beïnvloedt ook de kabinetsformatie, het koninklijk huis en het optreden in de Europese Unie. Ministeriële verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen bevinden zich op het snijvlak van politiek en bestuur. Door ministers ter verantwoording te roepen wordt de overheid gecontroleerd. Hoe ver gaat dat? Wat zijn de gevolgen? Wat is de relatie tussen verantwoordelijkheid, verantwoording en vertrouwen? Aan de hand van vele praktijkvoorbeelden wordt de actuele stand van het staatsrecht geschetst. Op beeldende wijze wordt inzicht gegeven in het “levend” staatsrecht. De eigen ervaring van de auteur, die in het centrum van het overheidsbestuur werkzaam is, vormt een extra dimensie. De auteur is directeur-generaal bij het ministerie van Justitie. Daarvoor was hij gedurende vele jaren werkzaam bij het kabinet van de minister-president waar hij zich ondermeer bezighield met staatsrechtelijke vraagstukken. In die hoedanigheid ondersteunde hij ook verschillende kabinets(in)formateurs. Dit boek is zijn promotieonderzoek. Show less
Consistentie in de straftoemeting bekeken vanuit een analyse van de constitutionele en institutionele context waarbinnen de strafbeslissing wordt genomen, alsmede een systenatische analyse van het... Show moreConsistentie in de straftoemeting bekeken vanuit een analyse van de constitutionele en institutionele context waarbinnen de strafbeslissing wordt genomen, alsmede een systenatische analyse van het wettelijk kader van de straftoemeting. In dat verband wordt een visie geboden op het straftoemetingsrecht en de wijze waarop die beslissing totstandkomt: de strafvorming. Show less