Er is nog relatief weinig bekend over de opvoeding en de ontwikkeling van gedragsproblemen bij jonge kinderen in tweede-generatie Turkse gezinnen in Nederland. In deze studie werden ruim 150 tweede... Show moreEr is nog relatief weinig bekend over de opvoeding en de ontwikkeling van gedragsproblemen bij jonge kinderen in tweede-generatie Turkse gezinnen in Nederland. In deze studie werden ruim 150 tweede-generatie Turkse moeders met jonge kinderen thuis bezocht en werden zij gefilmd tijdens verschillende spelletjes en taakjes om het opvoedgedrag van moeders te observeren. Ook hebben ouders verschillende vragenlijsten ingevuld. Dezelfde informatie was beschikbaar voor een groep Nederlandse gezinnen met peuters. Tweede-generatie Nederlands-Turkse moeders bleken meer stress te hebben en minder steun van de partner te ervaren, minder sensitief te zijn ten opzichte van hun kinderen en minder vaak op een positieve manier grenzen te stellen dan Nederlandse moeders. Turkse peuters laten echter niet meer probleemgedrag zien dan Nederlandse peuters in gezinnen met een vergelijkbaar opleidingsniveau en evenveel kinder en. Ondanks groepsverschillen is de onderlinge samenhang tussen de opvoedingsgedragingen van moeders en de ontwikkeling van probleemgedrag bij peuters vergelijkbaar in beide groepen. Ten slotte is gebleken dat het behoud van de Turkse cultuur een positieve invloed heeft op het welbevinden van Turkse moeders. Op basis van deze resultaten wordt onder Nederlands-Turkse gezinnen de effectiviteit van een cultuur-gevoelige opvoedingsondersteuning onderzocht die gericht is op het bevorderen van ouderlijke sensitiviteit en positief grenzen stellen. Show less
This thesis deals with the adaptation and acculturation of immigrant adolescents in junior vocational education. The adaptation of immigrant adolescents fits the notion of an 'immigrant paradox'.... Show moreThis thesis deals with the adaptation and acculturation of immigrant adolescents in junior vocational education. The adaptation of immigrant adolescents fits the notion of an 'immigrant paradox'. Maintaining aspects of the ethnic culture was found positively related to immigrant adolescents' adaptation. Show less
Although institutional care jeopardizes children’s development, some studies suggest that well-functioning child-care institutions may offer children a better environment than their own... Show moreAlthough institutional care jeopardizes children’s development, some studies suggest that well-functioning child-care institutions may offer children a better environment than their own dysfunctional families. For the growing number of HIV-infected children who often live in underprivileged families or institutions, comparative studies on their care arrangements are crucial. In her dissertation Natasha Dobrova-Krol examined the impact of institutional care and HIV-infection on several developmental domains of more than 60 Ukrainian preschoolers. Physical growth, stress regulation, cognitive and social development, as well as organization of attachment and children’s indiscriminately friendly behavior were addressed in this study. Developmental outcomes of HIV-infected children reared in disadvantaged families were compared with the outcomes of children reared in institutions providing adequate medical and physical care. In search for possible risk and protective factors in the development of the children individual characteristics and various aspects of the rearing environment were explored. The findings of this study demonstrated that institutional rearing impeded the development of children in all domains. Both for children with and without HIV family care, even of compromised quality, was better than institutional care, even of good quality. HIV-infection was found to be associated with less favorable outcomes in physical growth and cognitive development. The negative impact of institutional care, however, was larger than the presence of HIV. In three out of six developmental domains that were examined, HIV-infected children reared in disadvantaged families showed significantly better results than both HIV-infected and uninfected children reared in institutions, and no difference was found in the other domains. The quality of the child-caregiver relationship had a larger impact on children’s physical growth and cognitive performance than either HIV-infection or the quality of the physical environment and thus represents an important intervention target. The study has important implications for intervention efforts in child-care institutions. Show less
Hoe hangt kindermishandeling met gehechtheid samen, en wat zijn de risicofactoren die de kans op kindermishandeling vergroten? Het proefschrift van Eveline Euser geeft antwoord op deze vragen, en... Show moreHoe hangt kindermishandeling met gehechtheid samen, en wat zijn de risicofactoren die de kans op kindermishandeling vergroten? Het proefschrift van Eveline Euser geeft antwoord op deze vragen, en presenteert de laatste stand van zaken met betrekking tot preventie van mishandeling. Kindermishandeling en gehechtheid Alle mishandelde kinderen zijn gehecht aan hun ouders, zelfs als die ouders de daders zijn. De meta-analyse in dit proefschrift laat echter zien dat mishandelde kinderen vaker onveilig en gedesorganiseerd gehecht zijn, in vergelijking tot kinderen die opgroeien in risicogezinnen (bv. in armoede of met een drugsverslaafde ouder) maar niet mishandeld worden. Kinderen met meer dan vier risicofactoren lopen echter wel evenveel gevaar gedesorganiseerde gehechtheid te ontwikkelen. Verrassend is dus dat de opeenstapeling van sociaal-economische risico’s en kindermishandeling beide een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie. Preventie en interventie op het gebied van kindermishandeling. In Nederland zijn momenteel geen wetenschappelijk onderbouwde interventies beschikbaar die specifiek tot doel hebben om kindermishandeling te bestrijden. Evidence-based programma's zullen daarom ontwikkeld moeten worden en getoetst in gecontroleerde experimenten. De huidige praktijk in ons land is dat preventieve opvoedingsprogramma’s die eigenlijk ontworpen zijn voor andere problematiek of in andere landen zijn beproefd (bijv. Triple P, een programma gericht op gedragsproblemen) worden ingezet bij Nederlandse gezinnen met een hoog risico op mishandeling. Uit onderzoek zal nog moeten blijken of deze preventieprogramma’s ook effectief zijn in het voorkomen van kindermishandeling. Nu worden opvoedingsprogramma’s soms overhaast breed uitgerold zonder dat er grondige experimentele evaluaties van eigen bodem voorhanden zijn. De preventie van kindermishandeling is te belangrijk om aan het toeval te worden overgelaten. Show less
This dissertation project dealt with a detailed analysis of John Bowlby’s use of the emerging science of ethology – the observation of animal behavior in a natural setting. First, an account was... Show moreThis dissertation project dealt with a detailed analysis of John Bowlby’s use of the emerging science of ethology – the observation of animal behavior in a natural setting. First, an account was given of the different issues of separation that led Bowlby to question the validity of psychoanalytic explanations of the mother-child bond. Subsequently, on the basis of the existing literature, archival materials, and interviews with researchers who were closely involved, a description of the “cross-fertilisation of attachment theory and ethology” was given. It was clearly demonstrated that Bowlby’s close personal and scientific contact with British ethologist Robert Hinde led Bowlby to “rewrite psychoanalysis in the light of ethological principles” and how Hinde changed his research program to incorporate attachment issues. Also a detailed account of the close personal contacts between Bowlby and Harry Harlow, the American animal psychologist, was provided. It was shown that Harlow modeled his world-famous experiments with rhesus infants on Bowlby’s theoretical ideas and in so doing found empirical confirmation for Bowlby’s views as to the consequences of separation in human infants. These findings, situated in their historical context, convincingly showed the cross-fertilization of attachment theory and the science of ethology. Show less
