Het structureel evalueren van de klinische conditie van pasgeborenen werd al beschreven in het jaar 200 AD door Soranus van Ephesus.1 In 1953 bedacht verloskundig anesthesist Virginia Apgar de apgarscore met als primaire intentie om na de geboorte te bepalen of de pasgeborene hulp nodig had.2 Kortgezegd betreft de apgarscore het toekennen van 0 tot 2 punten voor ademhaling, hartslag, kleur, spierspanning en reactiviteit.